Er voltrekt zich een stille revolutie
in de bouw. Op de bouwplaats verdwijnt de medewerker met een vast
dienstverband. Daarmee verandert er meer. Overzien we de gevolgen? Wat betekent
dit voor kwaliteitsbeheersing of veiligheid? Hoe verhoudt flexibilisering zich
met ketenintegratie? Hoe ver kun je gaan met flexibilisering?
Op afstand gezet
Buur, oud-directeur EIB, stelt
de geloofwaardigheid van de bouw ter discussie. Volgens Buur kiest de bouw voor
ketensamenwerking als leidend principe, maar zet eigen mensen op afstand door niet
te werken met vaste, maar met tijdelijke contracten, uitzendkrachten, zzp’ers
en payrollers. Dat is volgens Buur dubbelzinnig en ongeloofwaardig.
We snappen de behoefte om
in crisistijd fluctuaties in het werkvolume op te vangen met flexkrachten. Tegelijkertijd
onderschrijven we Buur’s opvatting dat er te gemakkelijk wordt gedacht over de
gevolgen van flexibilisering voor de bouw als keten, voor het bouwbedrijf en
voor de werkers. Dit onderwerp hoort met prioriteit op de HR-agenda om
ongewenste effecten te voorkomen.
Samenhang of fragmentatie
Een bouwbedrijf dat
flexwerkers inzet, kan volstaan met een kleinere personeelsomvang. Fluctuaties
in de orderportefeuille leveren minder risico’s op voor leegloop. Er verdwijnt
echter ook vakmanschap, kennis van bedrijfsstandaarden en loyaliteit aan het
bedrijf. Mensen in de flexibele schil hebben andere belangen, die doorwerken in
de onderlinge relaties op de bouwplaats. Dat worden primair zakelijke, in plaat
van collegiale relaties. Het aantrekken van arbeid wordt een taak van de
inkoper en uitvoerder in plaats van de HR- of lijnmanager. Het is dan de vraag
of arbeid wordt ingekocht op kwaliteit, of op prijs. De fragmentatie in de
keten neemt toe in plaats van af, met alle gevolgen van dien voor coördinatie-
en communicatieproblemen, en voor faalkosten.
Verdwijnt de aandacht voor Human Resources?
Een neveneffect van
flexibilisering kan zijn dat kleinere organisaties zich geen HR-specialist kunnen
of willen permitteren. HR is dan een neventaak voor de directeur of de
administrateur. Wie voelt zich verantwoordelijk voor de ontwikkeling en
ontplooiing van flexkrachten? Het lijkt –zeker in crisistijd– wat naïef om erop
te vertrouwen dat flexkrachten zelf hun verantwoordelijkheid zullen nemen. Dat
kan op den duur leiden tot een afname van gekwalificeerde vakmensen. Dat is
niet alleen een probleem voor de flexkracht zelf, maar ook voor de
hoofdaannemers, die van hen afhankelijk zijn.
Overbelaste bouwplaatsmanager?
De bouwplaatsmanager zal vooral
last hebben van flexibilisering. Op de bouwplaats neemt het aantal los-vaste
partijen, onderaannemers, zzp’ers en payrollers, toe en neemt de cohesie af. De
bouwplaatsmanager wordt nog meer belast met coördinatie en dagelijkse vragen
van alle partijen. In een positief scenario heeft hij te maken met onderaannemers
en flexwerkers die willen en kunnen. Bijvoorbeeld ondernemers zonder personeel
(ozp’er) die zich bewust zijn van hun verantwoordelijkeid en een surplus aan
vakmanschap meebrengen. Als hoofdaannemer en ozp’er dan ook nog een lange
termijn relatie aangaan, dan kan het lopen als een zonnetje. Een negatief
scenario kan optreden bij een krappe arbeidsmarkt. Door tekorten zijn hoofdaannemers
dan ook afhankelijk van flexwerkers die komen omdat er brood op de plank moet
zijn, ook al worden ze niet gehinderd door vakmanschap of betrokkenheid.
Hoe afhankelijk willen hoofdaannemers zich maken?
Een belangrijke vraag bij
flexibilisering is hoe afhankelijk bouwbedrijven zich maken als zij de
verantwoordelijkheid voor goed opgeleide en gemotiveerde vakmensen overlaten
aan het toeval. Mogen zij verwachten dat flexkrachten zelf zullen investeren in
hun ontwikkeling? Een deel misschien wel, maar een veel groter deel
waarschijnlijk niet. De afhankelijkheid gaat verder dan vakmanschap. Hoe zorg
je voor cohesie op de bouwplaats, flexwerkers die vaardig zijn in vergaande
samenwerking en die tevreden klanten net zo belangrijk vinden als de eigen
medewerkers. Kunnen bouwbedrijven de beloften van ketensamenwerking wel
waarmaken met een dikke flexibele schil? Flexibilisering lijkt op de korte
termijn een zegen, maar zou op de lange termijn wel eens een vloek kunnen
worden als we niet oppassen.
Op 4 oktober discussiëren bouwers, installateurs en zzp’ers over flexkracht in de bouw (zie hu-conferenties.nl, gratis).
Kars van der Kamp, docent/onderzoeker, en Jan Straatman, interim-lector Nieuwe Cultuur in de bouwketen, Hogeschool Utrecht en directeur Balance & Result
Dit artikel is gepubliceerd in Cobouw van 22 september 2012.
Op 4 oktober discussiëren bouwers, installateurs en zzp’ers over flexkracht in de bouw (zie hu-conferenties.nl, gratis).
Kars van der Kamp, docent/onderzoeker, en Jan Straatman, interim-lector Nieuwe Cultuur in de bouwketen, Hogeschool Utrecht en directeur Balance & Result
Dit artikel is gepubliceerd in Cobouw van 22 september 2012.
De bouw is erg conjunctuur gevoelig, voor bouwbedrijven is het daarom vaak een must om een flexibele schil te hebben. Goed artikel!
BeantwoordenVerwijderen